Kritische noot visie eerstelijnszorg met oog op groeiende zorgvraag |
Eerstelijnszorg: de zorg waar iedereen, zonder verwijzing, naartoe kan voor een behandeling. Denk hierbij aan huisartsen, fysiotherapeuten, apothekers, wijkverpleegkundigen, tandartsen en maatschappelijk werkers. De LHV (Landelijke Huisartsenvereniging) werkt mee aan de ‘Visie op de eerstelijnszorg 2030’, want er moet een hoop veranderen om de toenemende vraag naar de eerste lijn de kop te bieden.
Zorgministers Helder en Kuipers lieten in een beleidsreactie weten dat de adviezen die staan beschreven in het recent gepubliceerde rapport van de RVS, concrete aanknopingspunten bieden om de ‘Visie op de eerstelijnszorg 2030’ af te ronden. Maar liefst veertien zorgpartijen zijn namelijk al meer dan een jaar in discussie over de toekomst van de eerstelijnszorg. Hoe kan de zorg het beste georganiseerd worden en wat is daarvoor nodig, zowel vanuit de overheid en (zorg)professionals, als van de hele samenleving? Een ding staat vast; alle huisartsenorganisaties zijn het erover eens dat de eerste lijn versterkt moet worden en laagdrempelige zorg voor iedereen toegankelijk moet blijven.
In mei is er een discussiedocument gepubliceerd waarin er verschillende voorstellen zijn gedaan over de organisatie van de eerstelijnszorg. De LHV heeft daarop gereageerd met een paar belangrijke aandachtspunten.
Allereerst pleit de vereniging voor kleinschaligheid en goede samenwerkingen in de wijk. Zo zou een huisarts direct contact op moeten kunnen nemen met een wijkverpleegkundige over de zorg van een patiënt. Echter, lang niet in alle gevallen is multidisciplinaire zorg noodzakelijk. Maar liefst 80 procent kan monodisciplinair worden opgelost. Volgens de LHV gaat het erom dat zorgprofessionals elkaar kénnen en kúnnen vinden.
Daarnaast moet er meer duidelijkheid komen over welke behandelaar de regie over een patiënt heeft. Momenteel zijn er vaak meerdere zorgprofessionals samen verantwoordelijk. Hierdoor loopt de patiënt het risico om tussen wal en schip te belanden. Het LHV raadt aan om de regie en het poortwachterschap voornamelijk bij de huisarts te laten. In uitzonderlijke gevallen zal die verantwoordelijkheid, voor de kwaliteit van de zorg en in het belang van de patiënt, bij een andere zorgverlener komen te liggen.
Voor deze uitzonderlijke gevallen, die vaak bestaan uit kwetsbare patiëntengroepen, zijn regionale afspraken (in de wijk) van cruciaal belang. Het moet dus duidelijk worden hoe een specialist ouderengeneeskunde, een arts VG of een geriatrisch fysiotherapeut benaderd kan worden.
Daarnaast blijkt uit onderzoeken dat een langdurige huisarts patiënt- relatie een positieve invloed heeft op de (uitkomsten van de) zorg. Patiënten kunnen daarom het beste ingeschreven blijven staan bij een vaste huisarts in de eigen wijk.
Een goede doorstroom naar andere domeinen (bijvoorbeeld ggz, eerstelijnsverblijf of het sociaal domein) is belangrijker om de werkdruk van huisartsen te verminderen dan het beperken van de instroom van patiënten. Een andere manier om de druk in huisartsenpraktijken aan te pakken en het werkplezier te stimuleren is het verminderen van administratieve lasten en verantwoordingseisen.
Tot slot wil de LHV graag dat er gekeken wordt naar geschikte en betaalbare huisvesting voor huisartsenpraktijken. Gemeentes moeten daar rekening mee houden bij het ontwerpen van bestemmingsplannen.
Auteur: redactie
“De Diensten van Zuster Jansen zijn optimaal. Onze familie is erg dankbaar”
Familie de Jonghe, Familie de Jonghe
|